Tuesday, August 7, 2007

Links dat ooit was : een persoonlijke reflectie

Hieronder vindt men het eerste deel van de vertaling van Murray Bookchin zijn tekst "The Left That Was", uit 1991. De tekst is al eerder "vertaald" geweest, maar die vertaling had mijn inziens bijschavingen nodig.



Ik zou eens willen terugblikken op een links dat ooit was -- een idealistisch, vaak theoretisch coherent links, dat op militante wijze nadruk legde op zijn internationalisme, rationaliteit in het benaderen van de realiteit, zijn democratische geest en zijn krachtige revolutionaire aspiraties. Als we de voorbije honderd jaar overschouwen, is het niet moeilijk heel wat gefaal te vinden in het links dat ooit was : ik heb een groot deel van mijn leven besteed aan het bekritiseren van de mislukkingen van links (zoals ik dat zag) en veel van zijn premissen, zoals de klemtoon die lag op de economische factoren in het verloop van de geschiedenis (hoewel dit falen ook kan worden overdreven als men het sociaal idealisme van links negeert), zijn fixatie op het proletariaat als een “hegemonische” klasse, en zijn niet-begrijpen van de problemen met betrekking tot status, hiërarchie en overheersing.

Maar links dat ooit was – het links van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw – had niet onze schokkende ervaringen meegemaakt van het Bolsjevisme en in het bijzonder het Stalinisme, om zijn zwakten te kunnen corrigeren. Het ontwikkelde zich in een periode waarin een massabeweging van werkende mensen opkwam – een proletariaat in het bijzonder – die niets gewonnen had bij de democratische revoluties uit het verleden (in tegenstelling tot de boeren, waarvoor dat wel het geval was). Links dat ooit was had niettemin kenmerken die als onontbeerlijk moeten beschouwd worden voor elke beweging die zich tot doel stelt een betere wereld te scheppen : een edelmoedige geest, een streven naar een humane wereld, een zeldzame graad van politieke onafhankelijkheid, een intense revolutionaire geesteshouding en een niet aflatend verzet tegen het kapitalisme. Deze attributen waren karakteristiek voor links zoals het was, en hiermee bedoel ik niet het Leninistische “Oud Links” of het Maoïstische “Nieuw Links” dat er op volgde, maar de traditionele ideeën die met links als dusdanig verbonden waren. Zij definieerden links en onderscheidden het van liberalisme, progressisme, reformisme, etcetera.

Ik stel nu jammer genoeg vast dat deze attributen snel aan het verdwijnen zijn uit het links van nu. Links heeft zich vandaag teruggetrokken in een strijdbare vorm van nationalisme en étatisme, vermoedelijk in het belang van “nationale bevrijding”, een vormloos nihilisme, vermoedelijk met de beschermende invloed van het postmodernisme; en een etnisch parochialisme, vermoedelijk in naam van de strijd tegen rassendiscriminatie. Nieuwe versies van nationalisme, onverschilligheid tegenover democratie en een fragmenterend sectoralisme en parochialisme steken de kop op. Dogmatisme en morele intimidatie hebben dit sectoralisme en parochialisme tot een zweep gemaakt die alle analyses die verder gaan dan middelmatige zelfkleverslogans stilzwijgt.

Veel “leiders” van hedendaags links hebben al te veel carrières en reputaties opgebouwd door hard te schreeuwen, in plaats van heldere inzichten te ontwikkelen. Hun slogans hebben geen inhoud, en hun woordenkramerij brengt weinig besef bij van het feit dat we uiteindelijk allemaal één gemeenschap van mensen vormen, en dat we in staat zijn de slechts geconditioneerde reflexen te overstijgen die ons engagement voor wederzijdse erkenning en de zorg voor elkaar en de planeet ondermijnen. Ik heb het niet over een New Age “éénheid” die fundamentele verschillen negeert in verband met klasse, status en etnische onderverdelingen in de hedendaagse samenleving, verschillen die moeten worden weggewerkt door een radicale sociale verandering. Ik heb het wel over het falen van hedendaags links om enige affiniteit te ontwikkelen met een humaan links dat ooit was, een links dat ons potentieel erkende om een door allen gedeelde mensheid en beschaving te scheppen.

Ik besef maar al te goed dat veel linksen deze opmerkingen als onbevredigend zullen beschouwen. Maar in het links dat ooit was, werd de werkende klasse tenminste beschouwd (hoewel dit een vergissing was) als de “klassenloze klasse”, dat wil zeggen een welbepaalde klasse die door tendenzen, inherent aan het kapitalisme, gedwongen was uitdrukking te geven aan de universele belangen van de mensheid, en ook die mensheid haar potentieel om een rationele maatschappij te creëren. Dit besef veronderstelde tenminste dat er universele menselijke belangen bestonden die gerealiseerd konden worden, en vorm konden krijgen, in socialisme, communisme en anarchisme. Het links van vandaag is deze neiging tot universaliteit aan het “deconstrueren” tot op het punt waarop het de geldigheid ervan ontkent en zich tegen de rede zelf keert, met als argument dat ze puur analytisch en “ongevoelig” is. Wat onze tijden hebben meegenomen uit de jaren zestig is een in wezen onkritisch assortiment van enge belangen – en, men dient er aan toe te voegen, aantrekking uitoefenende universitaire carrieres – die universele bezorgdheden tot particuliere strevingen hebben herleid. Het grote ideaal van een geëmancipeerde mensheid – hopelijk in harmonie met een niet-mensachtige natuur – werd geleidelijk uitgehold door particularistische aanspraken op een hegemonische rol voor soort-gebaseerde, etnie-gebaseerde, of andere soortgelijke tendensen.

Deze tendensen dreigen links terug te draaien naar een parochialer, meer uitsluiting kennend en, ironisch genoeg, hiërarchischer verleden, daar waar één groep, hetzij alleen of in samenspraak met anderen, zijn eigen superioriteit om een maatschappij te leiden en bewegingen voor sociale verandering aan te voeren, uitdraagt. Wat vandaag vele linksen aan het vernietigen zijn, dat is een grote traditie van menselijke solidariteit, en een geloof in de mogelijkheid van menselijkheid, één die nationaliteit, etniciteit, genderverschillen, en een politiek van hegemonische superioriteit, overstijgt.

Ik kan er niet op hopen hier alle details te kunnen behandelen van het sociale idealisme, humanisme, en het verlangen naar theoretische coherentie die het links dat ooit was onderscheiden van het papperige, vormloze links dat we vandaag kennen. In plaats daarvan, zou ik willen focussen op de internationalistische en confederalistische tendenzen, de democratische geest, het antimilitarisme, en het rationeel secularisme dat het onderscheidde van de (andere) politieke en sociale bewegingen in ons tijdvak.



(INTERNATIONALISME, NATIONALISME EN CONFEDERATIE)

HET NATIONALISME DAT VEEL van het links van de jaren tachtig en negentig DOORDRINGT (vaak in de naam van “nationale bevrijding”), was grotendeels vreemd aan de meest bewuste linksen van het einde van de vorige en het begin van deze eeuw. Bij het gebruik van het woord links, bouw ik voort op het taalgebruik van de Franse Revolutie (1789-1794), zodat het verschillende vormen van anarchistisch en ook socialistisch ideëengoed kan omvatten. Links dat ooit was wortelde niet alleen in de Franse Revolutie, maar omschreef zichzelf als tegengesteld aan de tekortkomingen van die revolutie, zoals de Jacobijnse boodschap van “patriottisme” (alhoewel zelfs deze “nationalistische” notie zijn wortels had in het geloof dat Frankrijk toebehoorde aan de mensen van het land, eerder dan aan de Koning van Frankrijk – die gedwongen werd zijn titel te veranderen in Koning van de Fransen na 1789, als het resultaat van dit credo).

Afkerig van de verwijzingen van de Franse revolutionairen naar “la patrie”, ging het links dat ooit was er in het algemeen van uit dat nationalisme een regressieve, inderdaad, een verdeling brengende kracht was die met behulp van nationale grenzen de mensen van elkaar scheidt. Links dat ooit was zag alle nationale grenzen als de prikkeldraad die mensen opdeelde volgens particularistische loyaliteiten en het toegewijd zijn aan dingen die de dominering van alle onderdrukte mensen door heersende elites verdoezelde.

Voor Marx en Engels hadden de verworpenen der aarde geen vaderland. Ze hadden enkel hun internationale solidariteit om steun te vinden, hun klasse-éénheid die historisch bekeken voorbestemd was om de klassenmaatschappij als dusdanig op te ruimen. Vandaar de rinkelende conclusie van Het Communistisch Manifest : “Arbeiders aller landen, verenigt u!”. En in dat werk (dat de anarchist Mikhail Bakoenin in het Russisch vertaalde), lezen we ook het volgende : “In de nationale strijdvormen van de proleten van verschillende landen, wijzen [Communisten] duidelijk op de gedeelde belangen van het gehele proletariaat, onafhankelijk van elke nationaliteit.”
Verder, verklaart het Manifest het volgende : “De arbeiders hebben geen vaderland. We kunnen niet dat van hen afpakken wat ze niet hebben.” In zoverre Marx en Engels steun gaven aan sommige nationale bevrijdingsstrijden, was dat vooral vanuit hun bezorgdheid voor zaken van geopolitiek en economisch belang, of zelfs omwille van emotionele of sentimentele redenen, zoals in het geval van Ierland, eerder dan dat het om een principe ging. Ze steunden de Poolse nationale beweging bijvoorbeeld, allereerst omdat ze het Russische Rijk wilden verzwakken, dat in hun tijd de sterkste contrarevolutionaire macht op het Europese vasteland was. En ze wilden een verenigd Duitsland tot stand zien komen, met het (volgens mij zeer onjuiste) argument dat zo'n natiestaat een arena kon opleveren voor de ontwikkeling van het kapitalisme, een systeem dat zij (opnieuw verkeerdelijk in mijn ogen) een historisch progressieve rol toebedeelden. Maar ze hebben nooit enige deugden toegedicht aan het nationalisme zelf.

Meer bepaald Friedrich Engels, hij die het gedachtegoed van Marx populariseerde en vulgariseerde, was het die in een brief aan Karl Kautsky liet uitschijnen dat de natiestaat “de normale politieke constitutie van de Europese bourgeoisie” was, nauwelijks een maand voordat de fysiek uitgeputte Marx stierf. De brief behandelde ook Polen zijn strijd voor onafhankelijkheid van Rusland, en omvatte een, zoals Paul Nettl het genoemd heeft, “enge preoccupatie” met de “verrijzenis” van het land. Deze brief heeft later veel commotie en problemen binnen de Marxistische beweging veroorzaakt : hij gaf vrijspel aan (naar eigen zeggen) Marxistische partijen zoals de Sociaal-Democratische Partij om het eigen land te steunen in augustus 1914, hetgeen vervolgens proletarisch internationalisme vernietigde tijdens de Eerste Wereldoorlog.

We eindigen (wegens omstandigheden) voorlopig hier. Wie verder wil lezen moet ik verwijzen naar de Engelse versie.

Wat maakt iemand anarchistisch?

Volgens mij heeft het vooral met een gevoel te maken ergens bij te horen. Als men zich weinig thuis voelt in de anarchistische beweging gaat...