Municipalisme
Een blog van Rafa Grinfeld, libertair en gericht op sociale, democratische en gemeentelijke vrijheden.
Wednesday, October 26, 2016
Wat maakt iemand anarchistisch?
Volgens mij heeft het vooral met een gevoel te maken ergens bij te horen. Als men zich weinig thuis voelt in de anarchistische beweging gaat men termen als anarchie of anarchisme minder gebruiken, of men noemt zich (zoals David Graeber) anarchist met kleine a, of antiautoritair in plaats van anarchistisch, etcetera. Zelf vraag ik ongeveer nooit aan iemand of hij/zij anarchist(e) is. Als het voor de persoon in kwestie een belangrijke identiteit is dan kom ik het sowieso wel snel te weten. En zelfs dan zegt het niet altijd evenveel. Het anarchisme is er immers in 101 soorten. Over anarchisme bestaan er veel meer dan degelijke inleidingen. In boekvorm behoren geschriften van Anton Constandse, Daniel Guerin, Colin Ward, Alexander Berkman en Henri Arvon tot de bekendste Nederlandstalige inleidingen. Ze zijn niet zo recent wel. Een meer recent inleidend werk is dit eindwerk van Andreas Faes:'Hedendaags anarchisme in Nederland en Vlaanderen (1933-2000)'.
Sunday, September 4, 2016
De linkerzijde en het cultuurrelativisme
Vanuit liberale of rechtse kringen komt er steeds vaker het verwijt dat de linkerzijde aan cultuurrelativisme lijdt. In een recent opiniestuk voor Knack schrijft Jean-Marie Dedecker bijvoorbeeld: "Tsjetsjeense islamitische vrouwen hebben op honderd jaar tijd blijkbaar
nog geen millimeter textiel of genot gewonnen. De westerse beschaving
ligt plots een meter onder de zeespiegel, en de emancipatie van de vrouw
op de bodem van de oceaan. We kijken politiek correct weg, want
godsdienstvrijheid primeert op vrouwenrechten. Tunnelvisie van
cultuurrelativisten. Als je je identiteit laat afhangen van een stuk
stof komen er vodden van".
Ik heb me afgevraagd waar dat steeds terugkerend verwijt van te lijden aan cultuurrelativisme vandaan komt. Met het postmodernisme van Lyotard, Derrida en andere academici is er enige invloed van cultuurrelativisme geweest in linkse kringen, groot was die impact echter niet. Maar binnen de wereldwijde linkerzijde wordt er behoorlijk wat kritiek geleverd op de Westerse cultuur, en het is nu net die cultuur die in Westerse liberale of rechtse kringen gezien wordt als meerderwaardig aan andere culturen. Het verwijt van te lijden aan cultuurrelativisme is dus eigenlijk soms een wat verborgen huldebetoon aan de Westerse cultuur geworden.
Ik heb me afgevraagd waar dat steeds terugkerend verwijt van te lijden aan cultuurrelativisme vandaan komt. Met het postmodernisme van Lyotard, Derrida en andere academici is er enige invloed van cultuurrelativisme geweest in linkse kringen, groot was die impact echter niet. Maar binnen de wereldwijde linkerzijde wordt er behoorlijk wat kritiek geleverd op de Westerse cultuur, en het is nu net die cultuur die in Westerse liberale of rechtse kringen gezien wordt als meerderwaardig aan andere culturen. Het verwijt van te lijden aan cultuurrelativisme is dus eigenlijk soms een wat verborgen huldebetoon aan de Westerse cultuur geworden.
Sunday, May 22, 2016
Gustav Landauer en de plattelandscommune
"Laten mensen zich verenigen, zich inzetten voor municipaal socialisme, voor verbruikers- en woningbouwcoöperaties; laat ze openbare tuinen en bibliotheken opzetten, de stad verlaten, het land bewerken, eenvoudig leven om ruimte te winnen voor de weelde van de geest, organiseren, voorlichting geven, zich inzetten voor nieuwe scholen en proberen de kinderen te veroveren; maar het blijft allemaal vernieuwen van dingen die er al waren, als het niet in een nieuwe geest en vanuit het terugveroverd binnenland gebeurt." Dat schreef Gustav Landauer in 1901, in een tijd dat steeds meer anarchisten en utopisten plattelandscommunes begonnen te bevolken, later kwamen er ook de sociale kibboetsen in Israël. Met veel van deze experimenten op het platteland heeft men echter gefaald in het streven lang te blijven bestaan. Zonder onder meer een nauwe samenwerking met wat meer stedelijke bewegingen blijft het daarbij ook moeilijk standhouden.
Wednesday, August 6, 2014
Over links, rechts, religie en bijgeloof
Is religie vooral rechts of links?
Ik beschouw mijn denken en handelen als links-ecologisch en dus ook helemaal niet als rechts-ecologisch, religie sluit beter aan bij rechts-ecologisch dan bij links-ecologisch bijvoorbeeld.
Maar wat is dan links juist?
Links heeft zijn wortels in het Socialisme, Communisme en Anarchisme van de 19de eeuw. Termen zijn echter ook voor uitholling of interpretatie vatbaar, en zeker politieke termen.
Wat te denken over theïsme en atheïsme?
Theïsme is vaak antihumanistisch en heeft in de geschiedenis heel vaak rechtse groepen en hun machtsposities versterkt. Atheïsme is echter minder links dan vroeger en ook niet altijd werkelijk humanistisch.
Hoe links of rechts is bijgeloof?
Bijgeloof lijkt me ook vaker rechts dan links te zijn, of toch zeker meer met autoritair denken dan met anti-autoritair denken te maken te hebben. Wetenschappelijk onderzoek heeft bijvoorbeeld uitgewezen dat bijgeloof sneller voorkomt bij mensen met een autoritaire persoonlijkheid. Alhoewel bijgeloof er wat aan het uitgaan is in de Belgische samenleving blijft het bestaan, en in vele vormen. Hier vindt men vele vormen van bijgeloof terug.
Ik beschouw mijn denken en handelen als links-ecologisch en dus ook helemaal niet als rechts-ecologisch, religie sluit beter aan bij rechts-ecologisch dan bij links-ecologisch bijvoorbeeld.
Maar wat is dan links juist?
Links heeft zijn wortels in het Socialisme, Communisme en Anarchisme van de 19de eeuw. Termen zijn echter ook voor uitholling of interpretatie vatbaar, en zeker politieke termen.
Wat te denken over theïsme en atheïsme?
Theïsme is vaak antihumanistisch en heeft in de geschiedenis heel vaak rechtse groepen en hun machtsposities versterkt. Atheïsme is echter minder links dan vroeger en ook niet altijd werkelijk humanistisch.
Hoe links of rechts is bijgeloof?
Bijgeloof lijkt me ook vaker rechts dan links te zijn, of toch zeker meer met autoritair denken dan met anti-autoritair denken te maken te hebben. Wetenschappelijk onderzoek heeft bijvoorbeeld uitgewezen dat bijgeloof sneller voorkomt bij mensen met een autoritaire persoonlijkheid. Alhoewel bijgeloof er wat aan het uitgaan is in de Belgische samenleving blijft het bestaan, en in vele vormen. Hier vindt men vele vormen van bijgeloof terug.
Thursday, May 22, 2014
Emma Goldman en vrouwenstemrecht
Deze tekst van Emma Goldman dateert van begin vorige eeuw, en behoort niet tot de betere teksten die ze schreef, maar geeft wel een beter zicht op de motivaties van veel Anarchisten doorheen de geschiedenis om niet te gaan stemmen, en zich tegen het plaatsvinden van verkiezingen af te zetten. Goldman was naar mijn aanvoelen te rechtlijnig in haar opvattingen over vrouwenstemrecht en stond te negatief tegenover electoralistische praktijken.
Hoe ze later tegen het feit aankeek dat er in het Spanje van de jaren dertig een regering ontstond met ook Anarchistische ministers in.. dat weet ik niet helemaal. Al stond ze afkerig tegenover de samenwerking met Stalinisten in die Spaanse regering, een linkse regering die lange tijd militaire steun kreeg van de Sovjetunie onder de leiding van Stalin.
Ze reisde echter wel naar Spanje om er mee te pogen in die jaren de Spaanse revolutie te doen lukken, en de beweging voor meer vrouwenrechten te versterken. Die revolutie kwam er wel, in 1936, maar mondde uit in een burgeroorlog.
Sunday, August 1, 2010
Sociale ecologie volgens Murray Bookchin
Een tekst uit 2008:
Murray Bookchin zag het leven in 1921 en groeide op in New York. Negen jaar later sloot hij zich aan bij een Communistische jongerengroep. Zijn verdere leven lang bleef hij zich verzetten tegen het kapitalisme vanuit een links perspectief, eerst als jonge trotskist, later als libertaire socialist. Bookchin bleef zich ook verbazen over de hardnekkigheid waarmee het kapitalisme standhield. In de Verenigde Staten, waar hij zijn leven lang bleef wonen, groeide het zelfs uit tot een bijna totalitair systeem. Hij bleef schrijven en ageren vanuit een anti-autoritair en links perspectief tot in 2006, het jaar waarin hij stierf.
Ik had enkel wat contacten met Murray Bookchin tijdens een paar telefoongesprekken. Ik ken hem vooral van wat ik van hem las, en wat anderen me over hem verteld hebben of over hem geschreven hebben. Dat wat mensen over hem schreven was minder objectief, want sommigen hebben echt hun best gedaan om hem anders af te schilderen dan diegene die hij werkelijk was. Zijn zachtaardige, maar vaak scherpe ironie bleef ook regelmatig onbegrepen.
Bookchin was een veelschrijver. Tot zijn belangrijkste werken behoren het vaak gelezen “Ecology of Freedom : The Emergence And Dissolution Of Hierarchy” (1982), “Remaking society” (1990, een goed overzicht van waar hij sinds de jaren vijftig voor stond en misschien daarom ook vertaald in onder andere het Spaans en het Frans), “The Philosophy of Social Ecology: Essays on Dialectical Naturalism.” (1990, een zeer abstract, filosofisch boek) en “Urbanization without Cities. The Rise and Decline of Citizenship” (1992, een boek dat ingaat op de historische wortels van politiek en stedelijkheid).
Bookchin gaat vaak op zoek naar wat hij als de tekorten van de linkerzijde zag. Hij laat zich daarbij graag inspireren door dialectische denkers als Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Karl Marx en Peter Kropotkin. In zijn jonge marxistische jaren wordt hij ook erg beïnvloed door het werk van Josef Weber (die hij zeer goed leert kennen, maar waar hij later mee breekt) en dat van de Frankfurter Schule, waar hij tot in de jaren tachtig duidelijk enthousiast over blijft. Daarna lijkt hij het steeds belangrijker te vinden om een politiek alternatief voor natiestaten uit te denken.
Hij vindt dat alternatief in iets wat hij libertair municipalisme noemt, een strategie om op lokaal, gemeentelijk vlak veranderingen te bewerkstelligen. Bookchin zijn politieke strategie gaat onder andere over het vormen van politieke studiegroepen en ook deelnemen aan gemeenteraadsverkiezingen, wat hem banbliksems oplevert vanuit een groot deel van de anarchistische beweging.
Bookchin lijkt met zijn ideëen beter aan te kunnen sluiten bij de meest linkse vleugel van de groene beweging, een belangrijk deel van de Duitse Groenen ook. In hun beginperiode vormen Die Grünen immers een anti-partij partij die het parlementarisme in grote mate verwerpt. Later zullen de Duitse Groenen echter steeds meer naar rechts opschuiven, waardoor Bookchin er zich openlijk van begint te distantiëren.
Hij bezoekt ook regelmatig Europese landen. Hij maakt mei '68 in Parijs mee, en gaat in het Spanje dat onder de dictatuur van Franco gebukt gaat op zoek naar historisch belangrijke gegevens : de omstandigheden waarin anarcho-syndicalisme daar in de jaren twintig en dertig tot bloei was gekomen en de Spaanse revolutie van 1936 plaatsvond.
Die omstandigheden weet hij ook als geen ander in de jaren zestig en zeventig te doorgronden en te beschrijven. Jammer genoeg koestert hij echter wat teveel illusies in het anarchisme, waar hij zich op het einde van zijn leven steeds meer van begint te distantiëren, omdat de pogingen om zijn “sociale ecologie” met anarchisme te verzoenen regelmatig op onbegrip stuiten in libertaire kringen.
Individualistische anarchisten reageren zelfs ronduit vijandig op zijn pogingen om het anarchisme tot een goed georganiseerde, dialectische stroming en beweging te maken. En dat hij bij zijn politieke ideëen in grote mate inspiratie zoekt in marxistische economische analyses, daar fronsen nogal wat anarchisten de wenkbrauwen bij.
Bookchin wil tot een rechtvaardige, ecologische en rationele samenleving komen. Hij wil afstand nemen van de in de samenleving al te vaak geziene hiërarchiëen die betrekking hebben op huidskleur, geslacht, klasse of leeftijd. Hiërarchie moet volgens hem in menselijke termen worden uitgedrukt, niet in dierlijke termen. Wel beschouwt Bookchin alles als natuur, dat idee vormt ook de kern van zijn dialectisch naturalisme, waarin hij zich sterk afzet van pogingen om ecologisch denken te koppelen aan een geloof in bovennatuurlijke krachten als Goden of geesten.
Bookchin ziet de natuurlijke wereld als een proces dat een ontwikkeling naar een toenemende complexiteit en subjectiviteit inhoudt. Met het verschijnen van mensen in de geschiedenis ontstond er naast een eerste natuur (biologische evolutionaire processen) ook een tweede natuur (sociale en culturele evolutionaire processen). Bookchin heeft trouwens laten uitschijnen dat mensen moeten komen tot een derde natuur, één die komaf maakt met de ecologische crisis en de sociale onrechtvaardigheid.
De sociale ecologie van Bookchin is dus naturalistisch van aard, alles is natuur. Er is sociale natuur, culturele natuur en biologische natuur. Toch is de grens tussen mensen en de rest van de natuur binnen de sociale ecologie reëel en gearticuleerd. Mensen kunnen ook tot rationele, ecologisch sensitieve wezens uitgroeien.
Dat die grens reëel en gearticuleerd is, onderscheidt hem van veel andere ecologisten. Hij ziet met lede ogen aan hoe de ecologische beweging in de jaren tachtig steeds meer doordrongen wordt van mystieke invloeden, en hoe de Groene partijen steeds minder geïnspireerd worden door linkse ideëen. Milieudenken lijkt steeds minder aan humanisme gekoppeld te kunnen worden en Bookchin begint zich daar sterk tegen te verzetten in zijn geschriften.
Met zijn radicale, sociale ecologie zoekt hij de oorzaken van de ecologische crisis in markteconomische processen en sociale hiërarchieën. De oorzaken van de ecologische crisis zijn fundamenteel sociaal van aard, tot de sociale sfeer behorend. De verschijning in de geschiedenis van hiërarchieën, klassen, natiestaten en uiteindelijk de markteconomie en het kapitalisme vormt de boosdoener, het zijn de sociale krachten die, zowel ideologisch als materieel gezien, de huidige plundering van de biosfeer hebben teweeggebracht. In tegenstelling tot veel andere ecologisten ziet Bookchin dus niet de oorzaak als voornamelijk liggend in bepaalde geloofssystemen, zoals de joods-christelijke tradities, die dan door milieuvriendelijkere geloofssystemen vervangen moeten worden.
Daarnaast begon hij in de jaren tachtig ook steeds meer de nadruk te leggen op zijn alternatief van libertair municipalisme. Hij heeft gezien hoe de Groene partij in Duitsland na de beginperiode in grote mate het parlementarisme omarmd had, hoe de partij ook steeds meer uitgroeide tot een beleidspartij onder de leiding van Joschka Fisher. Dat sterkte hem in de idee dat enkel een deelname aan gemeenteraadsverkiezingen interessant was, met een welbepaald omschreven programma.
Van een deelname aan parlementsverkiezingen moest hij niets weten. Hij had een afkeer van centralisme, zijn ecologisch gedachtegoed sloot meer aan bij gedecentraliseerde vormen van besluitvorming, de idee van samenwerkende, vrije communes als alternatief voor staat en kapitalisme. In zijn thuisstad Burlington had hij met een links-groene partij aan gemeenteraadsverkiezingen deelgenomen. In het verkiezingsprogramma van de Burlington Greens stonden minimumeisen (dingen die ze op korte termijn in de gemeente wilden ingewilligd zien) en maximumeisen (zaken die ze op lange termijn wilden bereiken) uitgebreid beschreven.
Bookchin kreeg echter weinig aandacht in de groene beweging van de Verenigde Staten voor zijn linkse en libertaire ideëen. Het was een groot en sterk gecentraliseerd land, maar de Groenen schrokken er niet voor terug basisdemocratische idealen te verdoezelen of schenden door een deelname aan presidentsverkiezingen. Van Bookchin zijn ideaal van gemunicipaliseerde vormen van economie, economie op menselijke schaal die volledig onder de bevoegdheid ressorteert van buurtvergaderingen in gemeentes, werd er weinig verwacht. Men had binnen de groene beweging vaak een voorkeur voor alternatieve vormen van markteconomie, daar waar in Bookchin's sociale economie helemaal geen plaats leek te zijn voor markteconomisch denken. Hij wou eigenlijk zo snel mogelijk overschakelen naar een economie waarin ieder werkt naar vermogen en ieder krijgt naar behoefte, een post-schaarste situatie die consumptivisme achter zich laat. Hij was dan ook een linkse, utopische denker.
Voor meer over Murray Bookchin in het Nederlands verwijs ik graag naar de biografische teksten van Roger Jacobs.
Murray Bookchin zag het leven in 1921 en groeide op in New York. Negen jaar later sloot hij zich aan bij een Communistische jongerengroep. Zijn verdere leven lang bleef hij zich verzetten tegen het kapitalisme vanuit een links perspectief, eerst als jonge trotskist, later als libertaire socialist. Bookchin bleef zich ook verbazen over de hardnekkigheid waarmee het kapitalisme standhield. In de Verenigde Staten, waar hij zijn leven lang bleef wonen, groeide het zelfs uit tot een bijna totalitair systeem. Hij bleef schrijven en ageren vanuit een anti-autoritair en links perspectief tot in 2006, het jaar waarin hij stierf.
Ik had enkel wat contacten met Murray Bookchin tijdens een paar telefoongesprekken. Ik ken hem vooral van wat ik van hem las, en wat anderen me over hem verteld hebben of over hem geschreven hebben. Dat wat mensen over hem schreven was minder objectief, want sommigen hebben echt hun best gedaan om hem anders af te schilderen dan diegene die hij werkelijk was. Zijn zachtaardige, maar vaak scherpe ironie bleef ook regelmatig onbegrepen.
Bookchin was een veelschrijver. Tot zijn belangrijkste werken behoren het vaak gelezen “Ecology of Freedom : The Emergence And Dissolution Of Hierarchy” (1982), “Remaking society” (1990, een goed overzicht van waar hij sinds de jaren vijftig voor stond en misschien daarom ook vertaald in onder andere het Spaans en het Frans), “The Philosophy of Social Ecology: Essays on Dialectical Naturalism.” (1990, een zeer abstract, filosofisch boek) en “Urbanization without Cities. The Rise and Decline of Citizenship” (1992, een boek dat ingaat op de historische wortels van politiek en stedelijkheid).
Bookchin gaat vaak op zoek naar wat hij als de tekorten van de linkerzijde zag. Hij laat zich daarbij graag inspireren door dialectische denkers als Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Karl Marx en Peter Kropotkin. In zijn jonge marxistische jaren wordt hij ook erg beïnvloed door het werk van Josef Weber (die hij zeer goed leert kennen, maar waar hij later mee breekt) en dat van de Frankfurter Schule, waar hij tot in de jaren tachtig duidelijk enthousiast over blijft. Daarna lijkt hij het steeds belangrijker te vinden om een politiek alternatief voor natiestaten uit te denken.
Hij vindt dat alternatief in iets wat hij libertair municipalisme noemt, een strategie om op lokaal, gemeentelijk vlak veranderingen te bewerkstelligen. Bookchin zijn politieke strategie gaat onder andere over het vormen van politieke studiegroepen en ook deelnemen aan gemeenteraadsverkiezingen, wat hem banbliksems oplevert vanuit een groot deel van de anarchistische beweging.
Bookchin lijkt met zijn ideëen beter aan te kunnen sluiten bij de meest linkse vleugel van de groene beweging, een belangrijk deel van de Duitse Groenen ook. In hun beginperiode vormen Die Grünen immers een anti-partij partij die het parlementarisme in grote mate verwerpt. Later zullen de Duitse Groenen echter steeds meer naar rechts opschuiven, waardoor Bookchin er zich openlijk van begint te distantiëren.
Hij bezoekt ook regelmatig Europese landen. Hij maakt mei '68 in Parijs mee, en gaat in het Spanje dat onder de dictatuur van Franco gebukt gaat op zoek naar historisch belangrijke gegevens : de omstandigheden waarin anarcho-syndicalisme daar in de jaren twintig en dertig tot bloei was gekomen en de Spaanse revolutie van 1936 plaatsvond.
Die omstandigheden weet hij ook als geen ander in de jaren zestig en zeventig te doorgronden en te beschrijven. Jammer genoeg koestert hij echter wat teveel illusies in het anarchisme, waar hij zich op het einde van zijn leven steeds meer van begint te distantiëren, omdat de pogingen om zijn “sociale ecologie” met anarchisme te verzoenen regelmatig op onbegrip stuiten in libertaire kringen.
Individualistische anarchisten reageren zelfs ronduit vijandig op zijn pogingen om het anarchisme tot een goed georganiseerde, dialectische stroming en beweging te maken. En dat hij bij zijn politieke ideëen in grote mate inspiratie zoekt in marxistische economische analyses, daar fronsen nogal wat anarchisten de wenkbrauwen bij.
Bookchin wil tot een rechtvaardige, ecologische en rationele samenleving komen. Hij wil afstand nemen van de in de samenleving al te vaak geziene hiërarchiëen die betrekking hebben op huidskleur, geslacht, klasse of leeftijd. Hiërarchie moet volgens hem in menselijke termen worden uitgedrukt, niet in dierlijke termen. Wel beschouwt Bookchin alles als natuur, dat idee vormt ook de kern van zijn dialectisch naturalisme, waarin hij zich sterk afzet van pogingen om ecologisch denken te koppelen aan een geloof in bovennatuurlijke krachten als Goden of geesten.
Bookchin ziet de natuurlijke wereld als een proces dat een ontwikkeling naar een toenemende complexiteit en subjectiviteit inhoudt. Met het verschijnen van mensen in de geschiedenis ontstond er naast een eerste natuur (biologische evolutionaire processen) ook een tweede natuur (sociale en culturele evolutionaire processen). Bookchin heeft trouwens laten uitschijnen dat mensen moeten komen tot een derde natuur, één die komaf maakt met de ecologische crisis en de sociale onrechtvaardigheid.
De sociale ecologie van Bookchin is dus naturalistisch van aard, alles is natuur. Er is sociale natuur, culturele natuur en biologische natuur. Toch is de grens tussen mensen en de rest van de natuur binnen de sociale ecologie reëel en gearticuleerd. Mensen kunnen ook tot rationele, ecologisch sensitieve wezens uitgroeien.
Dat die grens reëel en gearticuleerd is, onderscheidt hem van veel andere ecologisten. Hij ziet met lede ogen aan hoe de ecologische beweging in de jaren tachtig steeds meer doordrongen wordt van mystieke invloeden, en hoe de Groene partijen steeds minder geïnspireerd worden door linkse ideëen. Milieudenken lijkt steeds minder aan humanisme gekoppeld te kunnen worden en Bookchin begint zich daar sterk tegen te verzetten in zijn geschriften.
Met zijn radicale, sociale ecologie zoekt hij de oorzaken van de ecologische crisis in markteconomische processen en sociale hiërarchieën. De oorzaken van de ecologische crisis zijn fundamenteel sociaal van aard, tot de sociale sfeer behorend. De verschijning in de geschiedenis van hiërarchieën, klassen, natiestaten en uiteindelijk de markteconomie en het kapitalisme vormt de boosdoener, het zijn de sociale krachten die, zowel ideologisch als materieel gezien, de huidige plundering van de biosfeer hebben teweeggebracht. In tegenstelling tot veel andere ecologisten ziet Bookchin dus niet de oorzaak als voornamelijk liggend in bepaalde geloofssystemen, zoals de joods-christelijke tradities, die dan door milieuvriendelijkere geloofssystemen vervangen moeten worden.
Daarnaast begon hij in de jaren tachtig ook steeds meer de nadruk te leggen op zijn alternatief van libertair municipalisme. Hij heeft gezien hoe de Groene partij in Duitsland na de beginperiode in grote mate het parlementarisme omarmd had, hoe de partij ook steeds meer uitgroeide tot een beleidspartij onder de leiding van Joschka Fisher. Dat sterkte hem in de idee dat enkel een deelname aan gemeenteraadsverkiezingen interessant was, met een welbepaald omschreven programma.
Van een deelname aan parlementsverkiezingen moest hij niets weten. Hij had een afkeer van centralisme, zijn ecologisch gedachtegoed sloot meer aan bij gedecentraliseerde vormen van besluitvorming, de idee van samenwerkende, vrije communes als alternatief voor staat en kapitalisme. In zijn thuisstad Burlington had hij met een links-groene partij aan gemeenteraadsverkiezingen deelgenomen. In het verkiezingsprogramma van de Burlington Greens stonden minimumeisen (dingen die ze op korte termijn in de gemeente wilden ingewilligd zien) en maximumeisen (zaken die ze op lange termijn wilden bereiken) uitgebreid beschreven.
Bookchin kreeg echter weinig aandacht in de groene beweging van de Verenigde Staten voor zijn linkse en libertaire ideëen. Het was een groot en sterk gecentraliseerd land, maar de Groenen schrokken er niet voor terug basisdemocratische idealen te verdoezelen of schenden door een deelname aan presidentsverkiezingen. Van Bookchin zijn ideaal van gemunicipaliseerde vormen van economie, economie op menselijke schaal die volledig onder de bevoegdheid ressorteert van buurtvergaderingen in gemeentes, werd er weinig verwacht. Men had binnen de groene beweging vaak een voorkeur voor alternatieve vormen van markteconomie, daar waar in Bookchin's sociale economie helemaal geen plaats leek te zijn voor markteconomisch denken. Hij wou eigenlijk zo snel mogelijk overschakelen naar een economie waarin ieder werkt naar vermogen en ieder krijgt naar behoefte, een post-schaarste situatie die consumptivisme achter zich laat. Hij was dan ook een linkse, utopische denker.
Voor meer over Murray Bookchin in het Nederlands verwijs ik graag naar de biografische teksten van Roger Jacobs.
Wednesday, March 17, 2010
Kritieken op insurrectionalisme
Insurrectionalisten proberen al vele jaren hun stempel te drukken op de anarchistische beweging in Europa en dat is hen intussen vrij goed gelukt. De insurrectionalisten zijn vandaag één van de meest zichtbare anarchistische groepen, en hun ideologie is één van de meest zichtbare neo-anarchismen.
De bekendste insurrectionalist is Alfredo Maria Bonanno (1937- ). Hij belandt regelmatig in de gevangenis. Dit hoeft ons niet te verwonderen want insurrectionalisten hebben de neiging om openlijk illegaal gedrag te omarmen. Ze bootsen ook eerder de leefstijlen van vroege Anarchisten na dan dat ze voortbouwen op veel libertaire ideologie.
Bovendien zijn ze organisatieprincipes weinig genegen, en hebben ze zeer storende illusies in het individualisme van de schrijver/kamergeleerde Max Stirner en zijn meer actieve nazaten. Ze lijken revolutie volledig los te willen koppelen van een aantal noodzakelijke sociale of politieke ontwikkelingen.
Insurrectionalisten zien zichzelf als revolutionair zonder dat ze het werkelijk zijn (waar hebben we dat nog al gehoord?) en willen met klassenstrijd bezig zijn, maar zijn in alle opzichten afgesneden van de lage sociale klasse.
Het gaat immers om een marginale, en zichzelf regelmatig marginaliserende groep die binnen het anarchisme nog altijd aan invloed lijkt te winnen, zeker bij die mensen die zichzelf duidelijk als anarchistisch profileren. Bovendien koppelt de groep elitair denken aan steun voor veel van de armsten in Europa (zoals gevangenen of vluchtelingen).
Het insurrectionalisme is een nogal authentiek anarchisme : kritiek op alles wat met macht, wetten of Staat te maken heeft is insurrectionalisten zeker niet vreemd. Bovendien zijn deze mensen zeer sterk op de negatie van bestaande samenlevingsvormen in Europa gericht, zonder regelmatig eigen alternatieven aan te reiken voor wat er misloopt, en zeker geen alternatieven die informele organisatie overstijgen.
Nawoord als verdere verduidelijking:
Wat Stirner betreft, men kan onmogelijk om het feit heen dat hij een belangrijke invloed heeft gehad op de anarchistische beweging en zeker op de vroege anarchistische beweging. Op radicaal-syndicalistische kringen heeft hij zo goed als geen invloed gehad.
Welnu, het insurrectionalisme bouwt in grote mate voort op ongeorganiseerd of weinig georganiseerd anarchisme, zeker niet veel op radicaal-syndicalisme. Daar kan je niet om heen.
Ik vind bijvoorbeeld ook niet dat het veel voortbouwt op de ideologie van Errico Malatesta, zoals het insurrectionalisme zelf wel laat uitschijnen. Het heeft gewoon meer interesse in het nabootsen van zijn leefstijl dan in het verder ontwikkelen van anti-autoritair communistische gedachten als die van Malatesta.
Op ideologie van de bekendste hedendaagse maar libertaire socialisten (Noam Chomsky, Howard Zinn, Murray Bookchin, Erich Fromm,...) bouwt het nog minder weinig voort.
Engelstalige kritiek die ook nog wat meer licht op het insurrectionalisme werpt :
Anarchism, insurrections and insurrectionalism
door Joe Black
Notes on the article “Anarchism, Insurrections and Insurrectionalism”
door José Antonio Gutiérrez D.
De bekendste insurrectionalist is Alfredo Maria Bonanno (1937- ). Hij belandt regelmatig in de gevangenis. Dit hoeft ons niet te verwonderen want insurrectionalisten hebben de neiging om openlijk illegaal gedrag te omarmen. Ze bootsen ook eerder de leefstijlen van vroege Anarchisten na dan dat ze voortbouwen op veel libertaire ideologie.
Bovendien zijn ze organisatieprincipes weinig genegen, en hebben ze zeer storende illusies in het individualisme van de schrijver/kamergeleerde Max Stirner en zijn meer actieve nazaten. Ze lijken revolutie volledig los te willen koppelen van een aantal noodzakelijke sociale of politieke ontwikkelingen.
Insurrectionalisten zien zichzelf als revolutionair zonder dat ze het werkelijk zijn (waar hebben we dat nog al gehoord?) en willen met klassenstrijd bezig zijn, maar zijn in alle opzichten afgesneden van de lage sociale klasse.
Het gaat immers om een marginale, en zichzelf regelmatig marginaliserende groep die binnen het anarchisme nog altijd aan invloed lijkt te winnen, zeker bij die mensen die zichzelf duidelijk als anarchistisch profileren. Bovendien koppelt de groep elitair denken aan steun voor veel van de armsten in Europa (zoals gevangenen of vluchtelingen).
Het insurrectionalisme is een nogal authentiek anarchisme : kritiek op alles wat met macht, wetten of Staat te maken heeft is insurrectionalisten zeker niet vreemd. Bovendien zijn deze mensen zeer sterk op de negatie van bestaande samenlevingsvormen in Europa gericht, zonder regelmatig eigen alternatieven aan te reiken voor wat er misloopt, en zeker geen alternatieven die informele organisatie overstijgen.
Nawoord als verdere verduidelijking:
Wat Stirner betreft, men kan onmogelijk om het feit heen dat hij een belangrijke invloed heeft gehad op de anarchistische beweging en zeker op de vroege anarchistische beweging. Op radicaal-syndicalistische kringen heeft hij zo goed als geen invloed gehad.
Welnu, het insurrectionalisme bouwt in grote mate voort op ongeorganiseerd of weinig georganiseerd anarchisme, zeker niet veel op radicaal-syndicalisme. Daar kan je niet om heen.
Ik vind bijvoorbeeld ook niet dat het veel voortbouwt op de ideologie van Errico Malatesta, zoals het insurrectionalisme zelf wel laat uitschijnen. Het heeft gewoon meer interesse in het nabootsen van zijn leefstijl dan in het verder ontwikkelen van anti-autoritair communistische gedachten als die van Malatesta.
Op ideologie van de bekendste hedendaagse maar libertaire socialisten (Noam Chomsky, Howard Zinn, Murray Bookchin, Erich Fromm,...) bouwt het nog minder weinig voort.
Engelstalige kritiek die ook nog wat meer licht op het insurrectionalisme werpt :
Anarchism, insurrections and insurrectionalism
door Joe Black
Notes on the article “Anarchism, Insurrections and Insurrectionalism”
door José Antonio Gutiérrez D.
Subscribe to:
Posts (Atom)
Wat maakt iemand anarchistisch?
Volgens mij heeft het vooral met een gevoel te maken ergens bij te horen. Als men zich weinig thuis voelt in de anarchistische beweging gaat...
-
door Murray Bookchin Dit is één van Murray's laatste teksten, deze zomer stierf hij na een lang leven van toegewijd links activisme en v...
-
Dit is een tekst die in 2005 en net voor de dood van de neo-nazi Bert Eriksson geschreven werd. Het gaat om een moderne geschiedschrijving v...
-
”Geen politici, enkel politiek”, dat idee vormt de basis voor een Alternatieve politieke week tijdens de tweede week van juli in het zuidoos...